Twee Houten Klazen

Twee Houten Klazen

Jan Rijsterborgh

Eerste Avontuur

jan1Een paar jaar geleden organiseerde ik met een vriend een tentoonstelling over legenden van Sint-Nikolaas, in de Nikolaaskapel op het Valkhof in Nijmegen. We gebruikten (reproducties van) ikonen en andere afbeeldingen om tien legenden te illustreren. Bij enkele legenden maakten kunstenaars nieuwe schilderijen, tekeningen of beelden. Ik zag toen mijn kans schoon, want ik wilde al heel lang proberen om een beeld te maken bij de legende van Nikolaas van Mojzaisk.

De stad Mojzaisk werd in de 14de eeuw belegerd door de legers van de Tataren, en de stad dreigde te worden ingenomen. De hele bevolking bad dagelijks in de kerk bij het beeld van de Heilige Nikolaas, de Wonderdoener. Dat bleek niet voor niets, want toen de vijandelijke legers zich voorbereidden op de laatste bestorming, vloog opeens het beeld van de Heilige Nikolaas uit de kerk naar buiten, en over de stadsmuur. Met opgeheven zwaard scheerde het rakelings boven de soldaten heen en weer, die in paniek een goed heenkomen zochten. De stad was gered.

Op geschilderde ikonen over deze legende, zien we een verrassend strijdlustige Nikolaas: Hij staat recht overeind, met geheven zwaard in de rechterhand, en de stad of kerk die hij redde in de linker. (Het beeld van de stad werd allengs tot beeld van de kerk: hij had zich immers de verdediger van de kerk, van het geloof, getoond).

Beelden van heiligen zijn in de Orthodoxe kerk natuurlijk uiterst zeldzaam. In de Orthodoxe ikonografie worden heiligen immers niet afgebeeld in hun menselijke, tastbare, gedaante, maar in hun spirituele wezen. Toch gaat deze legende over een beeld, en van deze Nikolaas kan dan ook een ruimtelijke afbeelding gemaakt worden.

Een paar jaren geleden vond ik op een rommelmarkt een groot Russisch boek (Oude Houten Sculpturen uit Perm. Samenst.: O M Vlacova, Perm 1985). Daarin ontdekte ik, dat in de stad Perm, langs de Kama, een zijrivier van de Wolga, bij de Oeral, veel kerkelijke beeldhouwkunst te vinden is. De kerken stonden er letterlijk vol met beelden – van heiligen, van ‘Sabaoth’ en Christus, kortom, van alles wat elders verboden was.

Tussen 1923 en 1926 werden hier, tijdens zes moeizame expedities ruim 300 (!) beelden opgespoord. Er had hier een eeuwenlange traditie bestaan van niet-officiële kerkplastiek, die, als uiting van volkskunst misschien juist daarom niet verboden was geweest. Kenmerkend voor deze beelden was dat ze allemaal sterk menselijke trekken hadden. De bijbehorende verhalen kwamen ook mee. Zoals dat over het beeld van Christus Redder. Soms, wanneer niemand het in gaten had, liep het beeld wel eens de kapel uit, de wereld in. Daarom was het traditie om het beeld ieder jaar nieuwe schoenen te schenken.
De Heilige Nikolaas van Mojzaisk wordt frontaal, symmetrisch, heel vlak en soms bijna levensgroot afgebeeld. Hij was de beschermer en verdediger van de nieuwe nederzettingen rond de Kama, toen het gebied na de Tataarse overheersing stukje bij beetje werd ingelijfd in het Moscovitische rijk. Hij is dan ook meestal dreigend afgebeeld, als krijgsheer, en met de grote expressiviteit die zo kenmerkend is voor de Permse sculptuur. Er werden zes beelden van Nikolaas gevonden, enkele van grote allure, en enkele (zeer) beschadigd, of gestileerd tot bijna in het abstracte, en allen bedekt met meerdere lagen beschildering. Ze bevinden zich nu in de Staats Kunstgalerij van Perm.
Ik wilde zo’n Nikolaas proberen te maken voor onze tentoonstelling, maakte wat schetsen en berekende het benodigde hout. Bij de houthandel realiseerde ik me dat zoveel eikenhout een beetje te prijzig zou worden. (De Permse beelden zijn overigens van vuren- of iepenhout, ontdekte ik later). Die avond (echt waar!) belde een vriend me: ‘Jan, er staat hier een eiken tuintafel bij het grofvuil. Iets voor jou?’ Vier zware balken, van hetzelfde formaat (9 x 19) als ik die ochtend had willen kopen!

Twee dagen later verzaagde en verlijmde ik één balk tot een blok van ca. 75 x 40 cm. Ik kon buiten, onder een oud afdak werken, in de wind. Mijn Oeral. Lawaai maken met kettingzaag en beitels, en daarna langdurig schuren en afwerken. Het beeld is heel gestileerd, en tamelijk ‘primitief’ vormgegeven, zoals bij alle voorbeelden die ik gezien heb.
Ik gebruikte overigens geen direct voorbeeld, maar maakte het beeld wel volgens de canon die al deze afbeeldingen volgen. Zo gaat dat immers bij geschilderde ikonen ook: de canon ligt vast, maar daarbinnen is de kunstenaar betrekkelijk vrij. Nikolaas-ikonen zijn allemaal verschillend, maar wel allemaal hetzelfde.

jan3Toen het beeld voor mijn gevoel klaar was, volgde het dilemma: ik heb nog nooit kleur aangebracht op mijn werk. Maar hier moest dat wél. Na lang aarzelen en experimenteren met pigmenten moest het er op een avond toch van komen. Meteen alles maar tegelijk, want ‘je kan het immers altijd later nog afschuren’. Welnu, de volgende dag was het schrikken: het was echt kermis geworden! Het beeld moest weer mee naar buiten om te worden geschuurd en bewerkt. Daarmee verdwenen de felle kleuren, en kon ik proberen om een wat oude, versleten indruk te suggereren.

Tenslotte werd het in de was gezet, wat weer enig risico inhield. Inderdaad verdween het meeste wit, en werd het blanke hout donkerder. Maar de meeste kleuren verdiepten zich.
Inmiddels staat deze Nikolaas van Mojzaisk nu alweer een paar jaar achter mij stilletjes stof te vergaren, en dat is goed. Zo komt hij tot rust, en kan hij, zonder nog op te hoeven vliegen, met mij meeleven.

Tweede avontuur

Op de avond van 5 december vorig jaar, hoe bestaat het zo, werd me telefonisch gemeld dat het opeens heel slecht ging met mijn moeder, en of ik snel wilde komen. Terwijl ik haastig de auto klaarmaakte, klonken er paardenhoeven in de donkere zijstraat, en zag ik verwonderd hoe Sinterklaas hoog te paard voorbijtrok, omringd door een aantal Pieten. Nog nooit eerder ’s avonds gezien. En juist nu…

Mijn moeder stierf enkele weken later. Het was een treurige tijd, maar ook een van grote rust en bezinning. En ik kwam toen op het idee om iets te doen wat ik ook al heel lang wilde: een mozaïek maken. En, hoe kan het anders bij mij: weinig fantasie, dus een Nikolaas-mozaïek. Maar dan wel een van hout.

jan4Ik ben toen urenlang bezig geweest om tientalle latjes van een stuk of twintig houtsoorten te verzagen tot blokjes van ongeveer 1 cm lang. Kort voor de kerstdagen ben ik, zonder voorbeeld of voortekening, begonnen met een eerste aanzet: de ogen. Waarom niet? Meteen het moeilijkste, maar ook meteen het duidelijkste: je hebt een referentiepunt, en de rest komt daar allemaal gewoon omheen.

Ik gebruikte blokjes van de grootte die bepaald was door de latjes die ik had verzaagd, van vierkant tot smal en langwerpig. Ze bleven in de witte houtlijm meteen vastzitten. De ochtend na iedere werkavond spoedde ik me telkens weer naar de werkplek om te overzien wat het geworden was. Na uren priegelen ben je ’s nachts niet helemaal zeker meer van het uiteindelijke resultaat. Telkens werd de verrassing groter, omdat mijn techniek steeds beter werd, de blokjes steeds kleiner werden, en de tekening dus steeds fijner werd. Om een idee te geven: voor het haar boven het rechter oor, tot aan de kruin, heb ik zes uur zitten sorteren, passen, snijden en plakken. Iedere ochtend vond ik een lelijke, ruwe ongelijkmatige wirwar van houtjes. Dat beeld veranderde dan heel sterk nadat ik het had afgeschuurd tot ongeveer een halve cm dikte. Het was dan tot één vlak geworden, vol tekening.

jan5De kleuren waren heel spannend: elk blokje kan op twee manieren geplaatst worden, als kopshout of als langshout. Zo is bijvoorbeeld de hele halo gemaakt van alleen Ramin, zowel kops (donkerder) als langs, en dat laatste nog in verschillende richtingen. Dat leverde een veelvoud aan tinten op. En tegelijkertijd de grote vraag: hoe zouden die tinten reageren op de blanke politoer?

Net als bij het Mojzaisk beeld heb ik lang geaarzeld alvorens het gladgeschuurde oppervlak te gaan politoeren. De resultaten waren tamelijk dramatisch. Van een tekening in pastelachtige tinten, werd het geheel veel dieper van kleur, terwijl sommige houtsoorten van licht naar donker, andere van donker naar licht verschoven. De ogen, bijvoorbeeld, werden veel donkerder.

Ik weet het wel, de ogen zijn nu niet bevredigend, niet in balans met het geheel. Dat is logisch, natuurlijk, want toen de ikoon na enkele weken klaar was, was ik veel vaardiger geworden en waren de blokjes steeds kleiner geworden. Ik zou misschien de ogen er nog eens een keer moeten uithakken, en er verfijndere ogen voor in de plaats aanbrengen.
Aan de andere kant, het proces van die bijzondere weken is nu goed zichtbaar. De grote verwondering die ik elke ochtend weer beleefde, spreekt nog steeds tot me. En ik kan wel wat hebben van ogen: zie bijvoorbeeld Ethiopische ikonen, of, natuurlijk, Russische ikonen. In de zojuist geopende tentoonstelling over Syrië, in Leiden, zie je ook hoe de ogen duizenden jaren lang steeds een primair accent krijgen, je direct aanspreken, aangrijpen.

Of het allemaal mooi geworden is of niet, is van geen belang meer voor me. Het proces, dat enkele weken duurde, betekende meditatie, loutering, verheldering. En misschien mag ik dan af en toe denken aan de kwatrijnen van Omar Khayyam, in de cyclus over de pottenbakker, waar de scheve pot in de hoek tegen de anderen zegt: ‘Kan het zijn dat ’s makers handen om mij trilden?’
Da’s een heel mooie gedachte, bij twee houten Klazen.

Feiten: ‘Nikolaas van Mojzaisk’: ca. 70 x 38 cm, eikenhout.
Mozaïek: inclusief rand 50 x 75 cm; twintig (of meer) houtsoorten, tussen 10.000 en 12.000 blokjes en splinters, en vele liters houtlijm.

 

194