Mozaïeken als geschiedenis

Mozaïeken als geschiedenis

Henk Roos

In de EIKONIKON van december 2006 meldde Frederik Lobbrecht het verschijnen van Mosaics as History. The Near East from Late Antiquity to Islam. Het boek is geschreven door Glenn W. Bowersock, tot voor kort professor in de antieke geschiedenis aan de universiteit van Princeton VS. Deze studie over mozaïekkunst in het antieke Midden-Oosten is belangwekkend genoeg om nog even bij stil te staan.

Het bijzondere van dit boekje is dat het aan de hand van een aantal bewaard gebleven mozaïeken een cultuurhistorische schets geeft van de vierde tot en met de achtste eeuw. Een boeiende periode, omdat daarin de overgang plaats vond van de Romeinse, via de christelijke naar de islamitische cultuur. Bovendien in een gebied dat we vooral kennen als het land van de Bijbel. In de vierde eeuw vestigde het christendom zich als staatsgodsdienst in het toenmalige Romeinse rijk. Heidense erediensten werden officieel verboden. Er brak een relatief vredige periode aan. Tot in 633 de islamitische arabieren het gebied bereikten. Palestina en Syrië werden toen onder de voet gelopen en al snel verdween het christendom in bijna het gehele Oost-Romeinse rijk.

De kaart van Madaba

Bowersock houdt zich al jaren bezig met het bestuderen van moza-ieken die in de twintigste eeuw werden ontdekt in Jordanië, Syrië en Cyprus. Hij begint zijn verhaal met de opgraving van ‘de kaart van Madaba’.
“Aan het einde van de negentiende eeuw begonnen de leden van de Grieks-orthodoxe gemeente in de stad Madaba, in het tegenwoordige koninkrijk Jordanië, aan de bouw van een kerk, gewijd aan de Heilige Georgios, op de resten van de Byzantijnse basilica waar ze hun erediensten hadden gehouden. Terwijl ze met de vloer bezig waren deden de werklieden een verbazingwekkende ontdekking. Aan hun voeten zagen ze een groot mozaïek in de vorm van een geïllustreerde landkaart. Het waren emblematische voorstellingen van de grootste steden uit het Midden-Oosten, met daarbij de belangrijkste kenmerken van het landschap. Deze kaart bedekte een groot gedeelte van de ruimte voor de apsis van de kerk. Twee rechthoekige steunpilaren van het schip stonden er bovenop, waardoor delen van het mozaïek verloren waren gegaan… Maar zelfs in deze conditie is het een document van onschatbare waarde van het laat-antieke oosten… De fysische geografie van Palestina is vakkundig en met humor weergegeven. De afbeelding van Jeruzalem is prachtig en toont herkenbare trekken van de stad, zoals de Damascuspoort en de basiliek van het Heilige Graf. Deze kaart van Madaba laat de steden, dorpen en forten zien in hun relatie tot elkaar en met afbeeldingen die de juiste proporties suggereren… Sinds de eerste publicatie van deze kaart door Kleopas Koikylidis en Marie-Joseph Lagrange aan het einde van de negentiende eeuw, is men er altijd van uitgegaan dat de kaart vooral bedoeld was voor de instructie van Bijbelse toponymen.”

Op de kaart zijn niet minder dan 156 locaties aangegeven. De 6e eeuwse kaart van Madaba is niet geheel uniek, want ook in andere plaatsen in de regio zijn dergelijke topografische mozaïeken aangetroffen. Zo bevinden zich in de kerk van de Heilige Johannes in Gerasa eveneens 6e eeuwse mozaïeken met topografische afbeeldingen zoals van de stad Alexandrië, met allerlei gebouwen, waar twee fraaie koepels boven uitsteken. Ook de ‘kerk van de acropolis’ in Ma’in heeft mozaïeken met een opmerkelijke serie steden. Op al deze mozaïeken zijn de opschriften in het Grieks en de vormgeving van de architecturale voorstellingen komt overeen. henk1Het kleurgebruik is eenvoudig. Er is vooral gebruik gemaakt van steentjes (tesserae) in verschillende okertinten. De ruimte-uitbeelding is schematisch en doet denken aan het omgekeerde perspectief van de latere ikonen. Ook wordt er af en toe gebruik gemaakt van omklapping, de simpele ruimte-suggestie die ook voorkomt in kindertekeningen.

Als voorbeeld hierbij afgebeeld het centrum van HAGIOPOLIS=De Heilige Stad=Jeruzalem. Centraal door de stad loopt de cardo, de noord-zuid-as. Links, aan de noordzijde, bevindt zich de Damascus-poort. Net binnen de poort is een enorme zuil opgericht. In het midden staat de in opdracht van keizer Konstantijn gebouwde basilica, de Heilige Grafkerk, met een gouden koepel, naar het westen gericht. (Bron: Franciscan Cyberspot).

Naast een decoratieve en een educatieve functie hebben de topografische mozaïeken waarschijnlijk ook de bedoeling gehad om de kerkgangers eraan te herinneren dat ze niet alleen waren. Ze maakten deel uit van een grotere Hellenistische wereld, en – zoals ze op de mozaïekkaarten konden zien – ze waren door verkeerswegen met elkaar verbonden. Menselijke figuren ontbreken op deze voorstellingen. Afbeeldingen van heiligen zouden op deze mozaïeken op de vloer vanzelfsprekend geheel misplaatst zijn. In de eerste eeuwen van het Romeinse christendom waren afbeeldingen van heiligen überhaupt niet toegestaan. Curieus genoeg zijn er op de vroegchristelijke vloermozaïeken wel vaak Griekse – heidense – goden afgebeeld, zoals Zeus, Hera en Apollo en vele andere mythologische figuren…

Mythologie op het toneel en op de mozaïekvloer

In 1982 bracht vader Piccorillo, hoofd van de Franciscan Archeology Society, een ‘nieuw’ mozaïek in Madaba aan het licht. Het werd gevonden in een voormalige Byzantijnse villa, nu bekend onder de naam ‘de kamer van Hippolytus’. Deze vloer bevond zich onder de narthex van de kerk van de Heilige Maagd. De kamer heeft z’n naam te danken aan het mozaïek met de uitbeelding van het verhaal over Faedra en Hippolytos, bekend van de tragedie geschreven door Euripides.
Buitengewone populariteit als onderwerp voor de vloermozaïeken kenden de twee godenzonen Dionysos en Herakles. Episodes uit hun levensbeschrijvingen komen vaak voor. Als voorbeeld hierbii een afbeelding van een vloer van een villa in Nea Pafos, Cyprus. Dionysos is hier voorgesteld als ‘goddelijk kind’, met een aureool om zijn hoofd. Hij zit op schoot bij Hermes, wachtend op het bad dat voor hem wordt klaargezet door nimfen. Rechts, met de hemelsblauwe halo, staat de blonde nimf Begonia. Volgens de Griekse mythe, populair geworden in de hele hellenistische wereld, was Dionysos de zoon van de oppergod Zeus en een aardse moeder, Semele. Het kan geen toeval zijn dat de latere christelijke ikonografie van het Christuskind op schoot bij de Moeder Gods parallellen vertoont met deze Dionysosafbeelding.

Hermes met het kind Dionysus, Nea Pafos, Cyprus, 4e eeuw.

Hermes met het kind Dionysus, Nea Pafos, Cyprus, 4e eeuw.

Een ander opvallend voorbeeld werd in 1987 ontdekt op de vloer van de z.g. ‘villa van de Joodse patriarch’ in de stad Sepforis. Hier bevindt zich o.a. ‘het drinkgelag van Herakles en Dionysos’. Hoe is het nu te verklaren dat Christenen en Joden hun huizen zo onbevangen decoreerden met heidense voorstellingen? Bowersock stelt in zijn boek dat het verschijnsel samenhangt met het pantomimetheater dat al sinds de Hellenistische periode enorm populair was. “Alle mensen genoten van de pantomimevoorstellingen. Ook de christenen van die tijd speelden er zelfs in mee. De thema’s die favoriet waren in de mozaïeken zijn dezelfde die het meest geliefd waren in het theater. In teksten uit die tijd wordt vermeld dat Herakles, Dionysos, Achilles, Europa, enz. allemaal voorkomen in de toneelvoorstellingen. [ ] Kennelijk was Dyonysos inspirerend voor de mimespelers, en bijgevolg ook voor de mozaïekmakers die zo zorgden voor amusement in de steden. Deze mozaïeken geven ons een kijkje in de schitterende collectieve vrijetijdscultuur. Ze tonen ons niet alleen dat de steden trots waren op hun eigen individualiteit, maar ze demonstreren ook een gemeenschappelijk plezier in de levende traditie van de antieke mythen.”

Inculturatie en ikonoclasme

Een interessante fase in de mozaïekkunst in de vierde en vijfde eeuw waar Bowersock geheel aan voorbijgaat is het samenvloeien van mythologische en christelijke ikonografie. Het is juist bijzonder boeiend om te zien hoe deze inculturatie van het christendom in de hellenistische cultuur in Palestina, de joodse bakermat van het christendom, plaatsvond. Zo zijn er voorstellingen ontstaan van Christus als Helios op de zonnewagen en Christus als Orfeus tussen de dieren (zie ook EIKONIKON 79/6). Voor de mutatie van Orfeus in Christus was het blijkbaar voldoende de adelaar aan zijn rechterhand een medaille met een kruis om te hangen.

Bowersock geeft naar mijn mening een veel te summiere schets van het ontstaan van het beeldverbod in de zevende eeuw. Daarom hier – als intermezzo – een kort historisch overzicht.
In de zesde eeuw beleefde de christelijke mozaïekkunst een bloeiperiode (een gouden eeuw), onder de regering van keizer Justinianus I. Dankzij zijn bekwame generaals en diplomaten kon het oostelijk deel van het rijk standhouden tegen de aanvallen van de Perzen. Maar deze bloei duurde niet lang. Al spoedig zou er in deze streken een andere wind gaan waaien. Vanaf het Arabisch schiereiland was er een nieuwe godsdienst c.q wereldmacht in aantocht. Volgens de overlevering zou de Mekkaan Mohamed in 610 een openbaring hebben ontvangen van de aartsengel Gabriël. Hij wordt de profeet van een nieuwe godsdienst, de islam (=onderwerping). Hij ontwikkelt zich tot een politiek en militair leider en onderwerpt vervolgens het gehele Arabische schiereiland. Na de dood van Mohamed in 632 slaagde zijn schoonvader Aboe Bakr, als eerste kalief, erin het islamitische rijk uit te breiden tot in Syrië. De tweede kalief was Omar. Hij breidde het rijk nog verder uit en halverwege de 7e eeuw was het gehele oost-Byzantijnse rijk onder mohammedaanse heerschappij gebracht. In 661 was Damascus de hoofdstad van het Arabisch/islamitische rijk geworden. Onder de Arabische overheersing kregen joden en christenen het steeds moeilijker. Onderdanen dienden zich te onderwerpen aan het islamitische recht. In 721 werd er door kalief Yezid II een edict uitgevaardigd tegen het afbeelden van levende wezens. Het gevolg was dat alle afbeeldingen in christelijke kerken en huizen moesten worden vernietigd. De Byzantijnse keizer Leo III (de Isauriër) voelde zich wel aangesproken door dit beleid. De voorganger van Yezid, kalief Omar II, had al eens geprobeerd om Leo tot de islam te bekeren. Dat was niet gelukt, maar Omar had Leo er wel van kunnen overtuigen dat afbeeldingen van levende wezens moesten worden beschouwd als afgodendienst. En zo kwam in 730 ook Leo III met een edict: alle beelden van heiligen moesten worden vernietigd. Niet alleen in Konstantinopel, maar in het gehele Oosten vernielden soldaten de mozaïeken en werden ikonen bij tientallen tegelijk op de brandstapel gesmeten. Kerkvader Johannes van Damascus, de belangrijkste theologische verdediger van de ikonen, wees Leo terecht. Tevergeefs. In het Westen houdt de paus een synode die de keizer excommuniceert, maar ook dat sorteert geen effect.

Kerk van de Heilige Stefanus, Umm Er-Rasas

Geschonden figuren in het mozaïek van de kerk van de Heilige Stefanus, Umm Er-Rasas (Jordanië, 8e eeuw)

Geschonden figuren in het mozaïek van de kerk van de Heilige Stefanus, Umm Er-Rasas (Jordanië, 8e eeuw)

Bowersock geeft een duidelijk voorbeeld van het gevolg van het beeldverbod: het mozaïek in de kerk van de Heilige Stefanus in Umm Er-Rasas in Jordanië.
“…De ‘ikonoclasten’ verwijderden hier zeer zorgvuldig de tesserae (steentjes) van de ‘aanstootgevende’ beelden. In veel gevallen is de vorm van het originele beeld nog duidelijk te onderscheiden, en soms werden slechts delen van het beeld verwijderd, waarbij een nek of een torso intact werd gelaten. Daarbij komt dat in de meeste gevallen de reparaties van de beschadigingen zorgvuldig zijn aangepast aan de vloer, doordat de steentjes netjes vervangen werden (en soms dezelfde steentjes in een andere samenstelling…). We mogen dus wel aannemen dat de beschadigers dezelfden waren als degenen die de reparaties verrichtten. Deze zorgvuldigheid om de verminkingen van de vloermozaïeken zo veel mogelijk te beperken en de voortvarende reparaties wijzen er duidelijk op dat de kerkgangers zelf de uitvoerders zijn geweest.”

Conclusies

Aan het slot van zijn boek benadrukt Bowersock nog eens het feit dat het Nabije Oosten zo’n lange periode van vrede heeft gekend. Vanaf de regering van de Romeinse keizer Hadrianus in het begin van de tweede eeuw tot in de zevende eeuw leefden hier vele culturen naast elkaar. “Vele religies en volkeren leefden samen en deelden de Hellenistische traditie die ze allen als hun erfgoed beschouwden. [ ] De overvloedige mozaïeken in het Nabije Oosten illustreren niet alleen de samenleving van die tijd, zoals we die kennen uit literaire bronnen, ze vermeerderen en verrijken bovendien onze kennis ervan. Uit deze beelden blijkt heel duidelijk het ‘gebruik’ van het Hellenisme bij zowel joden, christenen als heidenen.
[ ] Deze vrede in het laat-antieke Nabije Oosten was eigenlijk een mirakel, dat in die regio nooit meer is voorgekomen…”

Al met al is het boek van Bowersock een leuk college van een professor in ruste, die met enthousiasme zijn kennis over dit gespecialiseerde onderwerp met een groot publiek wil delen. Het is chic uitgegeven door de Harvard University Press, al valt het drukwerk van de afbeeldingen een beetje tegen. Persoonlijk vind ik dat de professor af en toe wat oppervlakkig college geeft, en dan van de hak op de tak springt. Het hoofdstuk over iconoclasme graaft niet diep genoeg. En een schematisch overzicht van alle opgegraven mozaïeken, met vindplaatsen, data en een landkaart hadden niet mogen ontbreken.

G.W.Bowersock: Mosaics as history. The Near East from Latin Antiquity to Islam. Gebonden, 146 pp, ISBN: 0674022920, €26,25

452