Natasja Verf-Gravrilova
Er is geen ander iconografisch thema, dat de geest van het orthodoxe geloof zo zuiver vormgeeft als dat van de “Nederdaling van Christus ter Helle” ofwel “De Opstanding van Onze Heer Jezus Christus”.
Stelt u zich de Paasnacht voor, de afsluiting van de vastentijd. De gelovigen verzamelen zich naast de ingang van de kerk en priesters gekleed in witte gewaden treden naar buiten en dragen een kruis, het evangelieboek en ikonen. Ze gaan in processie rondom de kerk en parochianen met brandende kaarsen volgen. Een speciaal gezang bejubelt de Opstanding en kerkklokken luiden bijzonder feestelijk. Na de rondgang stopt de processie voor de gesloten deuren van de kerk, die op dat moment het bezegelde graf symboliseert. Dan klinkt de Apolytikion (Eerste toon) welke de pure vreugde verkondigd:
Christus is opgestaan uit de doden, door Zijn dood vertreedt Hij de dood en schenkt Hij weer het leven aan hen in het graf.
De deuren van de rijkelijk verlichte kerk gaan open en de processie stroomt naar binnen. Nu is het Pasen! Het wordt met de daaropvolgende liturgie gevierd.
Vergelijk de woorden uit het Apolytikion met de ikoon van de Nederdaling van Christus ter Helle. Zonder meer, is het een visuele vertolking van dit Paasgezang. Hoe meer je naar deze afbeelding kijkt des te meer begrijp je de boodschap van Pasen en de oneindige vreugde welke daarbij hoort. Deze iconografie geeft een nieuwe dimensie aan de Opstanding en geeft gestalte aan onze gedachtegang over het feest der feesten.
De ontwikkeling van de iconografie van de Paasikoon nam een langere tijd in beslag dan de rest van de feestikonen. Dat is logisch, want het moment van de Opstanding werd niet beschreven in het Nieuwe Testament. Volgens theologen kon het ook niet verbeeld worden: het zou het mysterie van het Goddelijke teniet doen.
Vroeg Christelijke voorstellingen
De vroegst bekende afbeelding met de opgestane Heer stamt uit omstreeks 400. Het is een ivoren reliëf (München, het Beierse Nationale Museum) waarop het mausoleum (het graf) omringd met slapende bewakers, de engel met de drie Maria’s bij het graf en Christus die met hulp van Gods uitgestrekte hand de berg betreed. (afb. 1) Aan de helling van de berg getuigen twee geknielde apostelen van de hemelvaart van Jezus. In de vroeg-christelijke periode werd zeer precies gewerkt naar omschrijvingen in literaire bronnen (de evangeliën en apocriefen), en stond de illustratieve functie van ikonen voorop.
Behalve de scène met de mirredragende vrouwen, die later als zelfstandig iconografisch thema gold, werden geen analoge Opstandingsikonen gecreëerd. De afbeelding van de engel bij het lege graf die de mirredragende vrouwen de boodschap bracht dat Christus uit de doden is opgestaan, bleef eeuwenlang de enige Opstandingsikoon. Vanaf de 6de eeuw vermengde deze scène zich soms met iconografische types van westerse afkomst (De Verschijning van Christus aan de vrouwen (Mat. 28, 9-10), Raak mij niet aan (Joh. 20, 11-17) horen bij zulke zeldzame iconografieën (zie bijvoorbeeld een mozaïek in de San Apollinario Nuovo in Ravenna). Nog steeds wordt de ikoon “De Vrouwen-mirredraagsters bij het lege graf” door sommige orthodoxe theologen als de meest waarachtige Paasafbeelding beschouwd, omdat het volledig overeenstemt met de teksten uit het Nieuwe Testament en toevoegingen naar de inbeelding van de mens worden uitgesloten.
De bekendste westerse versie van de Opstandingsiconografie is de “Verrezen Christus uit het graf”. Het werd lang tegengehouden in de orthodoxe wereld vanwege het gebrek aan onderbouwing in de Heilige Schrift. Het was een soort visioen en daar voelden de Byzantijnen weinig voor.
Toch is dit thema via een Venetiaans-Kretensische stroming in de Oosterse kerk terecht gekomen. In Rusland werd dit iconografische type vanaf de 17de eeuw gebruikt, vooral als onderdeel van de Paasikoon waarin ook de Nederdaling ter Helle plaats vond. Nog steeds wordt de “Verrezen Christus uit het graf” kritisch bekeken en zeer zeldzaam uitgevoerd. De moderne Russische ikonenschilders richten zich het liefst naar de oorspronkelijke afbeeldingen en de uitgesproken eenvoud van de oude kunst.
Zoals het nauwkeurig volgen van de geschreven gebeurtenissen typerend is voor “De mirredragende vrouwen bij het graf”, zo is “De Nederdaling ter Helle” een soort theologische bezinking van het mysterie van de Opstanding. Het is logisch dat dit pas na verloop van eeuwen – na het ontstaan van het christendom en na de periode van het iconoclasme ontstaan is.
Anastasis-ikoon
De eerste afbeeldingen van “De Nederdaling ter Helle” stammen uit de 10de eeuw. Het is opmerkelijk dat het miniaturen in evangelaria betrof en geen openbare kunst. Ze waren niet voor het brede publiek bedoeld maar voor geleerden, mensen die de verborgen symboliek zouden kunnen duiden.
Er zijn geen directe bronnen uit de Heilige schrift die een beschrijving van deze gebeurtenis geven, op Psalm 30:4 (Jahwe, Gij deed herrijzen mijn leven uit de doden…) en Psalm 139:8 (…lag ik neer bij de doden – daar staat Gij) na. Daarom wordt David in de groep aan de rechterhand van Jezus afgebeeld.
Een bron, welke het meest de figuratieve inhoud weergeeft, is zonder twijfel het zogenaamde evangelie van Nicodemus, een apocrief boek uit de 2-de eeuw of nog uit de tijd van de apostelen, toegeschreven aan de geheime leerling van Jezus (Joh. 3:1-9, 7:50, 19:39). Het is een verhaal over twee zonen van Simeon die uit de doden opgewekt werden na de opstanding van Christus. Toen ze in de hel waren, hoorden ze opeens een stem vergelijkbaar met de donder: ”Verwijder uw poorten, vorsten, verhef de eeuwige deuren, opdat de glorierijke Koning zal binnentreden!” De satan deed alsof hij het niet kon begrijpen: Wie is die Vorst, zo groot in kracht? David antwoordde hem: “Heb ik niet toen ik op aarde leefde geprofeteerd dat we de Heer moeten danken voor zijn genade en wonderen die hij over de mensenkinderen uitstrooit, dat hij de koperen deuren en ijzeren grendels in stukken gehouwen heeft? Hij heeft hen weggenomen van het pad der ongerechtigheid. (…) En nu, o u verschrikkelijke en walgelijke hel, opent uw poorten opdat de Koning der heerlijkheid binnen kan treden! (Nic. 5: 2, 3)
Als glorierijke Koning is Christus met het hemelse licht omringd. “Opgestaan is Christus als de Almachtige, opgaande over ons als de Zon der gerechtigheid, die over allen het leven laat oplichten”. (Paaszang, 4-de en 5-de ode, paascanon; Maleachi 4:2).
Christus duikt in de Hades. Hij trapt de kruisvormige hellepoorten stuk; sleutels, grendels en marteltuigen vliegen in het rond door de kracht van het Licht in het duistere gebied van de satan. Hij, de nieuwe Adam, zoekt de oude Adam. Hij vindt hem en “grijpt hem bij zijn hand, Hij wekt hem op en zegt: Ontwaakt, gij slaapt! Sta van de doden op!” (St. Efraïm, 5:14). (afb. 2)
De interactie tussen Christus en Adam is uitstekend beschreven door br. Louis Bastiaansen bij een 16de eeuwse Russische ikoon uit de collectie van het Ikonenmuseum in Recklinghausen (afb. 3). In deze stuntelige figuur van Adam, in deze hulpeloos uitgestrekte arm wordt uitgedrukt, dat wij zondaars zijn… niets kunnen uit onszelf. Hoopvol heft Adam het hoofd op naar Christus: Wij kunnen alles in Hem… Hij heeft onze zonden overwonnen… Zie dit stralend gelaat van Christus… Wat moet er omgegaan zijn in Christus, toen Hij in het offer van zijn dood, in de glorie van zijn overwinning, Adam, en in Adam ons allen ontmoette en ons terugvoerde naar de Vader en ons verbond met het goddelijk leven herstelde?”
Eva knielt links van Christus. Haar handen zijn met haar maphorion bedekt uit eerbied voor de Koning. (afb. 4) Achter Adam staan Salomon en David (met de baard). Wie anders dan David kon zijn verwachting van de Messias zo juist verwoorden: “Uit de diepte roep ik tot u, Heer; Heer, hoor mijn stem.” (Ps. 130, 1-2). Johannes de Doper verwijst naar Christus: “Zie het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegdraagt”. Een profeet naast hem met en wit-rode hoed wordt in de meeste gevallen als Daniël geduid en de personages naast hem bij voorkeur als Jesaja of Hosea. Al deze heiligen maken het deësis-gebaar, het gebaar van gebed (Gr. Deësis – verzoek, vraag).
Aan de linkerhand van Christus staan de aartsvaders en Mozes als een van hen. Mozes is herkenbaar aan de stenen tafelen in zijn handen waarop in het Hebreeuws staat geschreven “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben”. Voor mijn paasei verving ik de Russische of de Griekse tekst met hulp van een taaldeskundige door het Hebreeuws. Noah naast hem houdt een model van een ark vast en Abel is maar deels zichtbaar.
Het himation van Christus wappert door de dynamische nederdaling, een nederdaling die slechts het begin van de verrijzenis is. Adam ondergaat een transformatie door de aanraking van de Redder. Het lijkt alsof zijn hele lichaam het licht dat Christus uitstraalt, absorbeert en daardoor tot leven komt. Zelfs de mouw van zijn tuniek wordt belicht. Adam is de enige die een groen gewaard draagt. Groen staat symbool voor het leven dat door de Heilige Geest geschonken wordt. De mens wordt in zijn oorspronkelijke luister hersteld!
Het was mijn langgekoesterde wens geweest om eens een ikoonei met deze voorstelling te schilderen. Een jaar of vier geleden ben ik naar het ikonenmuseum in Recklinghausen geweest, waar ik een bijzonder mooie “Nederdaling“ uit Rusland zag uit het begin van de 16-de eeuw. Deze ikoon wordt gekenmerkt door heldere zuivere kleuren, de hele voorstelling lijkt overgoten met licht. Het was inspirerend, toch moest ik echt een tijdje naar deze ikoon “toe groeien” en dat was goed ook.
Ik denk dat een deel van de lezers van Eikonikon mijn ikoonei in de fase van de tekening gezien heeft op de activiteiten dag in Vianen april vorig jaar. Ik hoop dat dit verhaal een nieuwe blik op mijn werk werpt en deelt in de Paasvreugde.