P. Grégoire Krug (1907-1969). Scheppingskracht en traditie

P. Grégoire Krug (1907-1969). Scheppingskracht en traditie

Het is weldra een halve eeuw geleden dat één van de indrukwekkendste en meest originele ikonenschilders van de Russische emigratie, Vader Grégoire Krug, op 61-jarige leeftijd stierf in de bescheiden skite van Mesnil-Saint-Denis, ten zuidwesten van Parijs. De Franse ikonografe, Emilie van Taack, die zelf een opleiding volgde bij Léonide Ouspensky (1902-1987), een levenslange vriend van Krug, legt op dit ogenblik de laatste hand aan een meertalig ikonenboek over het volledige oeuvre van Grégoire Krug, aan wie ze reeds meerdere afzonderlijke studies wijdde. We hopen haar in een volgend nummer van Eikonikon aan het woord te laten over de werkwijze en de stijl van Krug, en over diens plaats in de orthodoxe traditie. In dit nummer beperken we ons tot een korte schets van zijn leven en persoonlijkheid.  

Georgij Ivanovitsj Krug, de latere Vader Grégoire, werd op 23 décember 1907 (5 januari 1908, volgens de gregoriaanse jaartelling) geboren in Sint-Petersburg uit een lutherse vader van Zweedse afkomst en een Russisch orthodoxe moeder. Na de Revolutie verhuisde de familie naar Estland, waar Georgij het Russische gymnasium bezocht, zijn eerste kunstopleiding kreeg en zich op 19 jarige leeftijd tot de orthodoxe Kerk bekeerde (tot dan was hij luthers opgevoed) onder invloed van het eeuwenoude Petsjory-klooster en de Russische Christelijke Studentenbeweging (РСХД). Hoewel hij zich in de jaren twintig en dertig nog vooral toelegde op gravuretechnieken – waarin hij al snel een grootmeester bleek –, aquarellen, portretstudies en moderne schilderkunst, leerde Krug ook al vroeg de traditionele ikonografie kennen, met name die van de Oudgelovigen in het Balticum. Ondertussen trad hij af en toe ook op als concertpianist.

In 1931 emigreerde hij naar Parijs waar hij in de leer ging bij Russische schilders als Nikolaj Millioti (1874-1962) en Konstantin Somov (1869-1936), en werd opgenomen in de kring van avant-garde schilders als Natalia Gontsjarova (1881-1962) en Michail Larionov (1881-1964). Allemaal klinkende namen in de Russische schilderkunst. In deze periode experimenteert hij met nieuwe materialen en schildertechnieken.

Leonid Ouspensky (links) en novice Gregoire Krug (rechts), 1945

Hij maakte in die jaren ook kennis met Léonide Ouspensky met wie hij zijn leven lang bevriend bleef. Samen worden ze in de orthodoxe ikonografie ingewijd door Piotr Fiodorov (1887-1942), een generaal-majoor van het Witte leger, die op latere leeftijd heel actief was in de Parijse vereniging voor ikonografen “Ikona”, waartoe ook Krug zelf toetrad, door Dimitri Stelletsky (1875-1947) die de fresco’s schilderde van het theologische instituut Saint-Serge in Parijs, en door zuster Ioanna (Julia) Reitlinger (1898 – 1988), een eveneens hoogbegaafde kunstenares en Russische ikonografe, een geestelijke dochter van Vader Sergij Boelgakov (1871-1944). Samen met Léonide Ouspensky realiseert Krug in 1935 de eerste fresco’s in de patriarchale kerk van de “Drie Hiërarchen” te Parijs (Patriarchaat van Moskou).

De vaak hoog oplopende conflicten tussen verschillende kerkelijke jurisdicties in de jaren dertig, de Duitse bezetting in Parijs, zijn innerlijke zoektocht om kunst en ikonografie in zijn leven de juiste plaats te geven, brengen de overgevoelige ziel van Grégoire Krug tijdelijk in een diepe geestelijke crisis, die een opname in een psychiatrische instelling, het beruchte “asile Sainte-Anne” te Parijs, blijkbaar nodig maken. Hij gaat door een periode van innerlijke loutering, die ons onwillekeurig doet denken aan de legendarische woorden van Christus tot de heilige Silouan de Athoniet: “Bewaar je geest in de hel en wanhoop niet”.

De talloze portretten die Krug tijdens zijn internering van zijn medepatiënten in schetsboeken heeft bewaard “zijn nooit karikaturen maar getuigen van een diep medelijden, een barmhartigheid en een liefde tot zijn medebroeders, een zoeken naar het ware gelaat van de lijdende Christus in hen, die de latere ikonen van Krug reeds aankondigen” (Catherine Aslanoff). Sommige van die tekeningen probeert zijn zus Olga in orthodoxe parochies te verkopen om met de opbrengst de ondervoede patiënten te helpen. Ook Léonide Ouspensky brengt zijn vriend regelmatig wat te eten. Dank zij de geestelijke bijstand en het menselijk inzicht van vader Serge Chévitch (1903-1987), een ware “starets” in de Russische émigratie, komt Krug zijn inzinking te boven en mag hij de instelling verlaten. Vader Serge begeleidt Krug als een vader en een medebroeder naar onze enige Verlosser die Christus is, en hij bereidt hem voor op het monastieke leven.

H. Gregorius van de Holen, geschilderd door Gregoire Krug, skite, Mesnil-Saint-Denis

Na de oorlog werkt Krug nog enkele jaren in de parochie van vader Serge Chevitch à Vanves (bij Parijs), evenals in het ikonenatelier van Léonide Ouspensky. In 1948 krijgt hij definitief het monnikenhabijt en installeert hij zich definitief in de skite van de Heilige-Geest in Mesnil-Saint-Denis. Zijn monniksnaam Grégoire draagt hij ter ere van een middeleeuwse ikonenschilder uit het Holenklooster in Kiev. De laatste twintig jaar van zijn leven zal Krug alleen nog ikonen en fresco’s schilderen.

Degenen die Vader Grégoire Krug als monnik hebben gekend zijn allen onder de indruk van zijn bescheidenheid, nederigheid en uitstraling. “Zijn glimlach verlichtte zijn hele persoonlijkheid”, schrijft kunsthistoricus Jean-Claude Marcadé, die hem goed gekend heeft, “Hij was aanwezig en sprak met je alsof hij over een broze en kwetsbare scheidslijn liep tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen het uiterlijke en het onzichtbare. Zelden heb ik iemand ontmoet voor wie de materiële dingen zo weinig gewicht hadden, zo onbelangrijk waren. Zijn humor was vrij van iedere boosaardigheid. Vader Grégoire was ook tegen ieder religieus dogmatisme, hij was de vrijheid zelve. Zijn hele wezen en heel zijn oeuvre ademen die vrijheid van de Ene Kerk” (Jean-Claude Marcadé, p. 15.).

P. Gregoire Krug en P. Serge voor Krugs skite, eind 1950

Die innerlijke vrijheid uitte zich zowel in zijn creatieve manier om met de oude iconografische canons om te gaan, in het gebruik van de meest ongebruikelijke materialen, in een heel persoonlijke kleurenkeuze, in een hoogst eigen werkwijze. Hij hield er niet van dat mensen stonden toe te kijken wanneer hij werkte. Alleen zijn eigen geestelijke vader mocht aanwezig zijn en dan vroeg hij hem meestal om wat voor te lezen uit de Kerkvaders terwijl hij schilderde… Innerlijk gebed, soberheid, concentratie en toewijding waren voor hem wezenlijke elementen in het leven van een ikonenschilder.

De laatste jaren van zijn leven had Grégoire Krug veel te lijden onder talrijke ziektes, een medebroeder (P. Barsanuphe, de huidige overste van de skite) moest voortdurend voor hem zorgen, en hij verliet haast nooit meer zijn cel. Hij hernam en verbeterde vaak steeds dezelfde ikonen terwijl talloze bestellingen bleven liggen. De opbrengst van zijn ikonen had hem trouwens nooit geïnteresseerd. Hij schonk zijn ikonen liever weg aan de werklieden van de skite, of zelfs aan de slager, hoewel hij zelf nooit vlees at. Hij ondertekende ook nooit zijn eigen ikonen: ze waren immers onmiddellijk herkenbaar, al zijn er wel eens schilders geweest die zijn stijl wilden nabootsen.

In zijn laatste levensjaar ging zijn zicht erg achteruit en werd het hem hoe langer hoe moeilijker om te schilderen. Op een vroege zomerdag, 12 juni 1969, 21 jaar nadat hij in de skite als monnik was aangekomen, is hij in stilte naar de Heer teruggekeerd. Hij ligt begraven vlak bij het kerkje van de skite du Saint-Esprit in Mesnil-Saint-Denis.

Bibliografie:

Higoumène Barsanuphe, Icônes et Fresques du Père Grégoire, Marcénat, 1999 (teksten in het Frans, Engels en Russisch, prachtig geïllustreerd); Un peintre d’icônes: le Père Grégoire Krug. Textes réunis par Jean-Claude Marcadé, Parijs, 2001 (een interessante bundel studies over het werk van Krug, met getuigenissen van tijdgenoten, o.a. van Catherine Aslanoff); L’iconographie de l’église des Trois Saints Hiérarques et l’oeuvre de Léonide A. Ouspensky et du moine Grégoire Krug. Paris, 2001 (eveneens met prachtige illustraties); Emilie van Taack, Grégoire Krug, moine et iconographe, in: Messager de l’Eglise orthodoxe russe, N° 16-17, 2009, pp. 22-43.

(Auteur: P. Antoine Lambrechts)

 

653