Naar iconen kijken en God zien

Naar iconen kijken en God zien

Antoine Lambrechts

In de herfst van vorig jaar publiceerde pater Benoît Standaert, benedictijn en bijbelkenner (en o zo veel meer!) in het Frans een klein boekje onder de mooie titel Regarder l’icône et voir Dieu. Le témoignage d’une vie (Naar iconen kijken en God zien. Het getuigenis van een leven). Hij beschrijft erin zijn persoonlijke relatie tot een aantal iconen die hem gedurende zijn lange leven als monnik steeds hebben vergezeld en bijzonder ‘aangesproken’, of ze nu beroemd waren of niet, geschilderd, of gewoon gedrukt en opgekleefd. 

De meeste van die iconen kwamen onverwacht in zijn leven, als een geschenk van een of andere vriend of vriendin. Mede daardoor ging hij van ze houden. Met de jaren ging hij er de kracht, de schoonheid, de diepte en de onderliggende symboliek van ontdekken. Beetje bij beetje, zo vertelt hij, is iedere icoon gaan stralen, heeft ze van hem bezit genomen, is ze in hem gaan wonen. P. Benoît verklaart dit door het feit dat we allemaal, meestal onbewust, in ons hart een onzichtbare maar reële beeltenis meedragen van Christus zelf. Door die innerlijke beeltenis in ons gaan we iconen als het ware ‘herkennen’; we worden er naar toe getrokken. P. Benoît denkt daarbij ook aan wat Jezus zei: “Wanneer ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal ik allen tot Mij trekken” (Joh 12,32).  Het beschouwen van een icoon wordt daardoor een beetje als het ontcijferen van een palimpsest, van een opnieuw overschreven handschrift. Onder iedere icoon vermoeden we het ware beeld van Christus. Steeds meer wordt Hij zichtbaar. Hij laat zich geleidelijk aan ons zien ‘op zijn eigen plaats’, daar waar Hij zelf beslist te zijn. In die ontdekkingstocht zijn wij als pelgrims, die moeizaam maar vreugdevol opgaan naar Sion, het Huis van de Heer (Ps. 84,5-8). 

‘God zien’ is een innerlijk gebeuren, legt P. Benoît verder uit. Het is toegang verkrijgen tot een ander licht, tot een bewoonde stilte, de stilte van alle krachten van de ziel en het hart. We laten ons ontwapenen en verrassen door die Ander, die uiteindelijk de Enige wordt in ons bewustzijn. Het beschouwen van iconen in gebed leidt ons ertoe dat we de ogen sluiten: onze blik komt tot rust en wordt herschapen in het ontvangen licht. Daar aanbidden we. Wat overblijft is stilte. 

Iconen worden in dit boekje opgevat in ruime zin: we lezen hier niet alleen over Russische en Griekse iconen van Christus en de Moeder Gods, over de Drievuldigheidsicoon van Roebljov, maar ook over de Annunciatie van Fra Angelico, een bas-reliëf van Andrea della Robbia, of nog over het ontroerend mooie beeld van de jeugdige Maria en de kleine Jezus door Michelangelo in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge, een beeld waarmee hij sinds zijn kinderjaren vertrouwd is. 

Dit bescheiden boekje van een klein honderdtal bladzijden is geen kunstboek voor de salontafel. De gekleurde, maar nogal fletse illustraties dienen alleen ter ondersteuning van de tekst. In onze eigen bibliotheek of op internet vinden we daarvan gemakkelijk betere afbeeldingen. Wat hier telt is het doorgeven van een wezenlijke, geestelijke ervaring. Het geeft een antwoord op vragen als: wat brengen iconen in ons teweeg? Waarvoor bestaan zij? Waarvoor worden zij gemaakt? Welke rol spelen ze in ons gebed? Vragen die lezers van Eikonikon zich zeker ook wel eens stellen. Aan ieder van ons, om er voor onszelf op te antwoorden. Nu volgt uit dit boek een fragment, dat door mij is vertaald.

De Moeder Gods van het Teken

Benoît Standaert

Voor mij staat een klein icoontje dat ik van een vriendin kreeg aan het einde van een verblijf in het bekende bedevaartsoord Paray-le-Monial (Boergondië) in 1986. Het origineel vond ik een paar jaar later terug bij de benedictijnen van Chevetogne, en wel in hun kapittelzaal. 

De tekening van deze Russische icoon heeft een zeer duidelijke omtrek, de symmetrie is indrukwekkend, alles volgt een stevig en bijna abstract patroon. Telkens kom ik weer tot rust als ik ernaar kijk. Ik vind er een dubbele beweging in. 

Van binnen naar buiten

De eerste beweging volgt het gebaar van de armen en de handen en gaat van binnen naar buiten. Het is het gebaar van de orante, waarvan men in het Westen wel eens te gemakkelijk denkt dat die voorbehouden zou zijn aan priesters. Inderdaad nemen priesters deze houding aan tijdens het eucharistisch hooggebed, het Onze Vader of nog andere gebeden die in de kerkgemeenschap worden uitgesproken. Maar eigenlijk is het de fundamentele houding van iedere man of vrouw die bidt, zoals we zien in de Psalmen. Je handen ‘uitstrekken’ naar God, ze ‘opsteken’ of ‘verheffen’, is de fundamentele beweging van het gebed, een beweging die onmiddellijk verband houdt met de ziel: ik hef mijn handen op en ik verhef tegelijk mijn ziel. Ik schreeuw mijn verlatenheid uit, maar ook mijn vertrouwen. Door naar de icoon te kijken, slagen we erin dit gebaar opnieuw te verinnerlijken, terwijl we de handpalmen naar boven openen, boven de grote leegte in onszelf. We zien dit Mariagebaar op tal van iconen: zij sluit maar zeer zelden de handen. Zelfs daar waar ze Jezus draagt, blijven haar handen open, zoals op een icoon van de Glykofilousa (“Zij die alleen zacht en teder is”), die ik onlangs nog van iemand kreeg.

Soms grijpt het Kind de handen van zijn Moeder, het klampt er zich aan vast, zoals op de beroemde icoon van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand, die door de paters Redemptoristen in Rome bewaard wordt.

De Moeder Gods van het Teken is gesluierd. De rand van die sluier, evenals die van haar hele kleding en zelfs de manchetten om haar polsen zijn versierd met parels. Ze heeft de waardigheid van een koningin. Op haar voorhoofd en op beide schouders lichten drie sterren op, een gecodeerde verwijzing naar haar maagdelijkheid die volgens de overlevering totaal is: ‘voor, tijdens en nadat’ ze moeder werd. Wij prijzen haar juist, door die maagdelijkheid en dat moederschap altijd met elkaar te associëren: zij is “de Maagd Maria, de Moeder van onze Heer Jezus Christus”. Zij kijkt ons recht in de ogen, met een breed gezichtsveld, zonder de geringste verdenking of welk oordeel dan ook. Maria is daartoe niet in staat en voor velen is dit ongetwijfeld het geheim van hun Mariavroomheid: iemand benaderen die niet oordeelt. Hoe zeldzaam is het onder de zon iemand te ontmoeten die ons niet beoordeelt, van wie we weten dat hij of zij ons nooit zal veroordelen. Wat een uitzonderlijke genade! Zo is Maria, en haar twee opgeheven handen hier tonen ons wellicht de bron van deze totale afwezigheid van oordeel: zij spreekt voor alles en iedereen ten goede. Zij is alleen maar gebed. Als we naar haar kijken zoals zij op deze icoon wordt weergegeven, hebben we in alle vertrouwen deel aan deze voorbede die geen einde kent.

Van buiten naar binnen 

Maar er is méér, en hier begint dan de tweede beweging, die van buiten naar binnen gaat. Wie Maria recht in de ogen kijkt, wordt als het ware onweerstaanbaar doorverwezen naar het zwaartepunt van haar persoon. We willen weten wat haar bezielt. In het midden van de icoon, in het centrum van haar aanwezigheid, is er het kind, haar zoon. Door die grote gouden schijf, die hem volledig omringt, straalt hij als de zon. Zijn hoofd is gevat in een aureool waarin drie armen van het kruis zijn ingeschreven. In iedere arm, één letter van zijn Naam in het Grieks: Ο ΩΝ, “Hij die is”, de onuitspreekbare Naam van God, die aan Mozes werd geopenbaard in de Brandende Braambos (Ex 3,14). De Vaders zullen ons uitleggen dat die brandende en niet verterende struik een beeld van Maria is, omdat het goddelijke vuur haar maagdelijkheid ongeschonden liet. Zij brengt op de wereld Hij die zegt: “Ik ben” (Joh. 4,26).

Immanuel – God met ons

Christus is hier geschilderd als een kind, zonder baard. We herkennen in hem gemakkelijk de Immanuel, de “God-met-ons”, waarover sprake is bij de profeet Jesaja. In hoofdstuk 7 wordt Juda belegerd vanuit het noorden, door Aram en Israël. Aan Achaz, de koning van Juda, wordt gezegd een “teken” te vragen aan de Heer. Maar Achaz weigert: hij wil “de Heer niet op de proef stellen”, zegt hij. Een vrome uitvlucht, om zich niet te moeten binden. Jesaja barst in woede uit: “Luister, huis van David! Is het niet genoeg de mensen te tergen? Moet u ook nog mijn God tergen? Daarom geeft de Heer zelf u een teken: zie, de jonge vrouw [de Griekse tekst van de Septuagint vertaalt hier met “maagd”] zal ontvangen en een zoon baren, en zij zal hem Emmanu-El noemen, God-met-ons” (Jes. 7,13-14). Vandaar de naam van deze icoon: de Moeder Gods van het Teken. 

Maria bidt met opgeheven handen, haar borst straalt de Immanuel uit, Gods nabijheid. Het Kind zegent met de rechterhand, de linkerhand omsluit een boekrol die het Woord Gods bevat, de wil van de Vader. Het bovenkleed is donker, het gouden onderkleed drukt zijn innerlijk wezen uit. We kunnen erin zijn twee naturen onderscheiden: de menselijke natuur die hij aannam en de goddelijke natuur die Hij ons komt aanbieden.

Innerlijk verzoend, omdat we gezegend zijn

Laten we dan kijken en bidden. Laten we de hele kracht, die van de gebedshouding van de Maagd Maria uitgaat, op ons inwerken. Laten we ontvankelijk zijn voor de straling die uitgaat van haar hart, ontvankelijk voor het Kind, God-met-ons, dat ons zegent en de wil van de Vader volbrengt. Al is er bij geen van beiden een bijzondere gevoelsuitdrukking in het gelaat, want ze zien ons recht in de ogen en geen van beiden glimlacht, toch laat deze icoon ons niet onverschillig: we komen steeds meer tot rust, we zijn innerlijk verzoend, omdat we gezegend zijn. Laten wij ook op onze beurt voor anderen ten goede spreken en deze goddelijke nabijheid die de wereld redt, rondom ons uitstralen. Een politieke crisis in oorlogstijd was voor de profeet Jesaja de aanleiding om deze mysterieuze en prachtige godsspraak te verkondigen. De Moeder Gods van het Teken zet deze boodschap van meer dan dertig eeuwen terug, ook vandaag nog, boven alle verwachtingen, in werkelijkheid om. 

Advent: nog niet, en nu al. 

Deze icoon en haar betekenis staan centraal in de liturgische tijd van de Advent. Zij voedt ons verlangen naar de komst van de Immanuel, onze Redder. Zij brengt in beeld, hoe in onze verwachting geleidelijk het ‘nog niet’ in het ‘nu al’ opgaat. Gods nabijheid is niet alleen voor morgen, het is ‘nu al’ begonnen als in de schoot van de Moeder Maagd. De vier Griekse letters boven de opgeheven handen van Maria ΜΡ ΘΥ zeggen hier haar hoogste waardigheid: zij is de Moeder Gods (Μήτηρ Θεοῦ).

Voorspreken en zegenen

De opgeheven handen van Maria en de zegenende rechterhand van het Kind drukken samen hun hele gebed uit. Veel Maria-iconen brengen de zegenende hand van het Kind en de hand van de moeder die voorspreekt dichter bij elkaar. De Russische Hodigitria (de Weg-wijzende) uit 1482 van meester Dionisi – een van de grote navolgers van Andrej Roebljov – is in dit opzicht bijzonder expressief.

Wie er lang naar kijkt kan alleen maar geraakt worden door dit prachtige over-mekaar-liggen van de hand van het kind en die van zijn moeder. Het hart dat de afbeelding aanschouwt en vervolgens verinnerlijkt, kan ze niet langer scheiden. Wat in de icoon van het Teken leek op twee elkaar opvolgende bewegingen, wordt hier één enkele realiteit van dalen en stijgen, van smeekbede en zegen. We vinden deze dubbele beweging terug in de psalmen: “Hef uw handen op naar het heiligdom, en zegen de Heer. Moge uit Sion de Heer u zegenen, die hemel en aarde gemaakt heeft!” (Ps.134, 2-3).

Vertaald uit : P. Benoît Standaert, Regarder l’icône et voir Dieu. Le témoignage d’une vie. Saint-Léger Editions, 2023, 100 p., (hier pp. 45-52).

17 €. – ISBN 978-2-36452-934-2 – Vertaling: Antoine Lambrechts

Afbeeldingen:

  1. De Moeder Gods van het Teken, Rusland, 19e eeuw, 28 x 24 cm, Coll. Chevetogne. (1a, met oklad; 1b zonder oklad)
  1. De ‘Glykofilousa’ of ‘Moeder Gods van de Tederheid’, toegeschreven aan Emmanuel Lambardo (1567-1631), ook Manolitzis genoemd, Kreta, 2e helft 16e eeuw, 110 x 83 cm. Benaki Museum, Athene.
  1. Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand, 15e eeuw, 609 x 500 cm, bewaard in de kerk van de heilige Alfonsus van Liguori te Rome. 
  1. Hodigitria (de Weg-wijzende) van meester Dionisi (1444-1502), Rusland, 1482, 135 × 118 cm, Tretjakov Galerij, Moskou.
  1. Kaft van het boek P. Benoît Standaert, Regarder l’icône et voir Dieu.
13