Interview met Jan Verdonk

Interview met Jan Verdonk

IKONENSCHILDER EN NOG VEEL MEER

Jan Verdonk is een opmerkelijke man met lange haren en heel veel kennis’, zo lees ik als commentaar op een van de vele ikonenschildercursussen die hij heeft gegeven. Sinds 2001 heeft hij via zijn ‘Iconenschool’ ruim 1000 mensen lesgegeven en aangestoken met zijn enthousiasme om zich te verdiepen in de fascinerende schoonheid van de ikonenwereld. In 2017 richtte hij zijn ‘Iconencentrum’ op met als kern zijn uitgebreide bibliotheek over ikonen.

In 1971 begon ik mijn protestantse theologiestudie aan de Universiteit van Amsterdam. Omdat tekenen en schilderen mijn grote hobby was, volgde ik daar ook les in. Mijn studie werd daar wel wat door vertraagd. Steeds reizend in Griekenland werd ik getroffen door de schoonheid van de ikonen en de orthodoxe leer daar omheen.

In 1984 studeerde ik af op het Unie-Concilie van Florence (1437 – 1439). In dat concilie kwamen alle dogmatische en rituele verschillen tussen Rome en de orthodoxie aan de oppervlakte. Ik vroeg mij af, wie er nu eigenlijk gelijk had. Uiteindelijk heb ik alles in mijn boek ‘Schisma’ samengevat. Het gelijk van de orthodoxie weerspiegelt zich in mijn privéleven. In 1993 werd ik orthodox in de kerk van vader Georgios Perris in Utrecht met de naam Ioannis. Ik werd als gelovige nieuweling van top tot teen gezalfd. Je zegt de geloofsbelijdenis, de priester zegt de gebeden en hij stelt je voor: niet aan de gemeenschap maar in de richting van de ikonostase.

In de orthodoxe kerk van Amsterdam werd ik in 2001 koorzanger onder Pandelis Voulgarakis en na diens overlijden en na een jaar muziekstudie ook nog voorzanger in 2007 en dirigent van drie koren.

Tijdens mijn universitaire studie heb ik Nieuw Grieks als bijvak genomen. Ik ontmoette in Athene in een café mijn leraar Neoklis Kolliopoulos, een zeer bescheiden, maar bijzonder succesvolle Griekse ikonenschilder die me een maand in huis nam. Hij schilderde volgens de richtlijnen van de Kretenzische school die zijn bloeitijd kende tussen 1400 – 1600. Hij liet mij bij onze kennismaking ikonen zien met de prachtigste kleuren. Hij schilderde bijvoorbeeld rood op rood op rood (soms wel vier kleuren rood over elkaar) en kreeg daarmee mooie intensieve tinten. Ik kreeg bij hem in zijn grote huis een ezel en mocht er ikonen schilderen. Hij keek over mijn schouder mee en gaf heel veel kritiek. Ik dacht dat ik schilderen kon, maar dat heeft hij me wel uit mijn hoofd gepraat. ‘Als je een appel schildert, moet het er niet als een peer uitzien!’ Hij heeft pasgeleden nog een ‘masterclass’ aan mijn leerlingen gegeven. Bij hem heb ik het schilderen geleerd. Terug in Nederland stapte ik uit het vliegtuig en dacht bij mijzelf: ‘Ik heb nu écht een vak! Dit is mijn toekomst, ikonenschilderen!’

In 1994 exposeerde ik op een groepsexpositie van Eikonikon in Zuid-Scharwoude. Zo raakte ik bekend met de Nederlandse ikonenschilders en nam deel aan de exposities.

Eind 90er jaren was er nog al wat ‘ruis’ in de ikonenwereld en ik dacht bij mijzelf: ‘Als ik recht van (s)preken wil hebben, moet ik het zelf wel goed doen. Ik wil een voorbeeld zijn van hoe het kan en hoe het moet.’

Ik startte in 2001 mijn ‘Iconenschool’ met 30 cursisten. Dat was best hard werken! Die kwamen immers niet aanwaaien: want ik had heel intensief reclame gemaakt. Ik ging bijvoorbeeld 100 parochies aanschrijven of men er iets voor voelde om een ikonententoonstelling in de kerk te organiseren. Daar kwamen dan mijn leerlingen vandaan. Met hen maakte ik grote exposities in o.a. Zuid-Scharwoude, Vianen, Utrecht en Rolduc en solo in o.a. Lochem, Amstelveen en Voorschoten.

Ik heb de afgelopen tijd tegen mijn pensioen aan overwogen om weer iets totaal anders te gaan doen zoals kamperen, reizen naar Griekenland en om meer tijd in mijn tuinhuisje met kapel te wonen. Ik wilde mijn grote ikonenbibliotheek verkopen, maar daar bleek geen interesse voor te zijn. Ik heb toen opnieuw de keus gemaakt om met al mijn kennis en ervaring de geïnteresseerde mensen van dienst te blijven in het ‘Iconencentrum’. Dit is een kenniscentrum waar écht alles rond ikonen aangeboden wordt: vrucht van 27 jaar verzamelen. Ik geef graag alles wat ik heb geleerd door. Er staan dvd’s, cd’s, zeldzame boeken, platen, werktekeningen, planken, materialen en een printer. Je kunt me altijd voor een afspraak bellen of e-mailen voor een vraag. Ik organiseer open dagen in mei en januari, die ik op mijn website ruim van te voren aankondig.

Ik wil geen meester genoemd worden. Ik ben ‘Jan’. Ik heb mijn twijfels over mensen die zich ‘meester’ laten noemen. In principe blijven we immers allemaal ‘leerling’.

In Griekenland is het orthodoxe geloof een deel van het nationaal bewustzijn. De priesters worden bijvoorbeeld uit de staatskas betaald. Het zal niet veel zijn, maar het geeft toch wel de verbondenheid tussen kerk en staat weer. Elke Griekse school heeft een godsdienstleraar die er les geeft: verplicht naar de kerk en verplicht leren van de kerkgezangen. Van de Grieken is 95% gedoopt en ruim 60 % is actief kerklid. Er is sprake van een heropleving. De kloosters lopen weer vol met jonge mensen, natuurlijk ook door de misère van de crisis. Ikonenschilders hebben die crisis ook aan den lijve ondervonden, want er kwamen geen opdrachten meer. In 2002 is mijn leermeester Neoklis Kolliopoulos daarom gestopt met ikonenschilderen.

Wat was het verschil in de ikonen die men in de vorige eeuw op Athos schilderde en de Kretenzische ikonen?

Op Athos was tot 1990 een duidelijke westerse invloed zichtbaar: blauwe lucht, witte wolkjes, engeltjes op de wolkjes, God de Vader met een grote baard, landschappen op de achtergrond. Kretenzische ikonen zijn juist streng ascetisch met klassieke gewaden, hele verheven gezichten en de heldere, warme kleuren. Geen God de Vader met een knobbelneus. Dat mag sowieso niet.

Kondoglou was vóór de laatste wereldoorlog een grote vernieuwer. Hij gaf in 1960 een nieuw schildersboek Ekfrasis uit, waarin staat hoe een heilige met welke attributen en in welke omgeving moet worden afgebeeld. Hij bracht de strakke lijn van vroeger weer terug – los van de Italiaanse invloeden.

Man van Smarten, 35 x 25 cm, eitempera op paneel, 2015

Terug in Nederland

Mijn contact met Neoklis Kolliopoulos ging wel door. Hij sprak cassettebandjes voor mij in en als ik in Griekenland kwam liet ik foto’s van mijn werk aan hem zien. Daar gaf hij dan kritiek op. Na vier of vijf jaar had ik het ikonenschilderen goed onder de knie en dat merkte ik aan hem.

Hoe verhoudt het orthodoxe geloof en het schilderen zich bij jou, Jan? Bid jij, voor je met de groep ikonen gaat schilderen? Vind jij bijvoorbeeld dat een atheïst een ikoon kan schilderen?

Als mensen zich geestelijk willen voorbereiden op het schilderen van een ikoon, dan moeten ze dat thuis doen. Een aantal doet dat ook. Iedereen moet zelf maar ondervinden, wat het ikonenschilderen met hem of haar doet. Ik hoop dat ik ze warm kan maken voor het orthodoxe geloof. Dat ze er door geraakt worden. Ik vind dat ook een atheïst een ikoon kan schilderen, want er staat nergens dat je eerst moet knielen voor een ikoon, of dat je man of vrouw moet zijn of priester. De definitie is voor mij: ‘Een ikoon is een traditionele voorstelling, die door de orthodoxe kerk is goedgekeurd en is voorgeschreven door de traditie.’ Daarnaast moet de ikoon aan materiële eisen voldoen: hij moet op een bewerkte houten plank geschilderd worden en kunnen functioneren in de orthodoxe kerk.

Ik kijk echt wat de leerlingen kunnen. Ze kiezen een makkelijke of een moeilijke ikoon. Een figuur met hoofd en handen én een onder- en bovenkleed is nu eenmaal makkelijker te schilderen dan een ikoon met een heel tafereel zoals bijv. het Laatste Avondmaal. Zo neem je niet teveel hooi op je vork. Je hoeft geen bijzonder talent te hebben maar er vooral moeite voor willen doen. Mijn cursisten zijn heel vlijtig, soms talentvol en natuurlijk help ik ze verder met de techniek. Sommigen hebben al 17 jaar les en soms hebben ze ook wel wat met mij te stellen, want ik ben een atypische docent. Ha! Ik wil nog wel eens iets belangrijks vergeten…

Op mijn website (www.iconen.nl) staan 45 artikelen over ikonenzaken. Ik bereik nu drie groepen mensen: als eerste die vanuit hun interesse in kunstgeschiedenis meer over ikonen willen weten. Vervolgens ook mensen die de eeuwenoude techniek van temperaschilderen willen leren en tenslotte is er een groep gelovigen, kerkelijk meelevend of niet, die ikonen wil schilderen. Hiervoor ontvang ik van mijn kerk veel waardering.

Je hebt ook nog les gehad van Bernard Frinking?

Ja dat is een spannend verhaal. Hij komt uit de Parijse school die nu onder vuur ligt en is een soort prediker met grote vage theorieën over de beelden en symbolen die je op ikonen kunt zien. Bernard is een leerling van schilder-theoloog Léonid Ouspensky die een boek over ikonen ‘The Meaning of Icons’ heeft geschreven. Ik vond het nogal ‘blah blah’: een moeilijk boek, waar ik niet doorheen kon komen: een wirwar van woorden over gnostiek, symboliek, Duitse romantiek en filosofie.

Bij Bernard volgde ik van 1997 – 1999 drie leergangen om Russisch – orthodoxe ikonen te schilderen. De Russen schilderen veel geestelijker: heel devoot. Ik wilde een synthese maken tussen de Russische en de Griekse manier van schilderen, maar daar ben ik op teruggekomen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat we daar niets aan hebben. De Russische en de Griekse stijlen zijn mooi en moeten hun eigen weg gaan. Want het zijn gewoon twee heel verschillende tradities. De Griekse traditie komt uit de beeldhouwkunst van de antieken en gaat via de Hellenistische kunst naar de Byzantijnse kunst. En aan het einde van die Byzantijnse kunst komt de Kretenzische. De Russische schilderkunst van ikonen begint bij de kerstening van Rusland in 988 in Kiev. Je komt veel volkskunst in de Russische ikonen tegen. Rusland heeft het noordelijke licht, andere verhoudingen en lijnvoeringen en een devotionele vorm van geloven. Dat komt natuurlijk ergens vandaan: de landsaard, en misschien het strenge geloof. Bijvoorbeeld: op Griekse ikonen kijken de apostelen je recht aan met enige trots: het zijn échte mensen. Op Russische ikonen zijn ze heel erg gestileerd, vergeestelijkt, hun ruggen gebogen.

Ik heb een artikel geschreven tegen symboliek. Bernard Frinking heeft grote verhalen over bijvoorbeeld ‘de berg’. Hij ziet deze bijvoorbeeld als het opklimmen van de mens naar God. Tja, zo is het niet geschilderd. Ik ben daar best streng in. Zijn mond vloeit over van wijsheid, maar ik ben antisymbolist. Ik denk: ‘Volg gewoon de uitlegtraditie (exegese) van de kerkvaders, dan leren we iets echt wezenlijks.’

Attributen (in) op een ikoon hoeven nergens een symbool van te zijn. Als mensen wollig over ikonen gaan praten, kan ik daar niet tegen. Ook in Eikonikon leggen sommige auteurs soms teveel nadruk op symboliek. Je moet niet schrijven: ’Dit betekent dit en dat betekent dat.’ Dit wollige zal op den duur wel verdwijnen en ik zorg er ondertussen gewoon voor dat er óók naar mij geluisterd wordt.

Vlnr. De Doop in de Jordaan, 100 x 80, acryl en eitempera op doek, 2015 en Moeder Gods Hodigitria, 80 x 50 cm, acryl en eitempera op doek, 2017

Wat is voor jou, Jan, eigenlijk de ikoon die het meest in jouw leven betekent?

(Hij kijkt verrast op) Ik denk toch wel de Moeder Gods Hodigitria. Ze was mijn eerste ikoon, mijn derde en mijn vijfde, mijn 25ste en ga zo maar door. Als je een eerste ikoon zonder begeleiding gaat schilderen, komt de Moeder Gods met haar Kind heel dichtbij. Je kijkt steeds in haar heilige gezicht. Als ik daaraan terugdenk, is het een erg intensieve en ontroerende belevenis om haar en haar Kind te mogen schilderen. Het is een sterk gevoel van haar nabijheid. Ik word daar lyrisch van: dat je zo dicht bij iets heiligs bent. Ik voel mijzelf dan zó bevoorrecht! Dat ik dit mag doen. Ik ben blij dat mijn leven zo gestuurd is.

(Auteur: Hans Dornseiffen)

541